Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·sij·pe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
neersijpelen
sijpelde neer
neergesijpeld
zwak -d volledig

Werkwoord

neersijpelen

  1. ergatief van een vloeistof door een doorlatende vaste stof naar beneden zakken
    • Het duurt lang voor de regen door dit pakket zand en kalk neergesijpeld is. 

Gangbaarheid