sigarettenrook
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- si·ga·ret·ten·rook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sigarettenrook | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de sigarettenrook m
- de rook die bij het roken van een sigaret (of meer algemeen bij het verbranden van tabak) ontstaat
- ▸ Ik wilde coole coltruien dragen of pas gestreken overhemden van de wasserij om de hoek, abnormaal schoon moesten die ruiken; ik droomde ervan om naar de donkere clubs in de kelders van Greenwich Village te gaan waar je elkaar door de dichte sigarettenrook amper kon zien ...[2]
- ▸ De rookmachine van het RIVM, waarin sigarettenrook wordt geanalyseerd[3]
Gangbaarheid
- Het woord sigarettenrook staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron “Meer gif in sigaretten door suikers en bevochtigers in tabak” (26-11-2019), NOS