shoarma
- sho·ar·ma
- Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘vleesgerecht’ voor het eerst aangetroffen in 1981 [1]
- Herkomst: Arabisch [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | shoarma | shoarma's |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) (voeding) oriëntaals gerecht van lamsvlees
- Het woord shoarma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "shoarma" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "shoarma" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be