• shim·my·en

shimmyen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
shimmyen
shimmyde
geshimmyd
zwak -d volledig
  1. (techniek) maken van een snelle oscillerende beweging van wielen of vleugels
  2. (dans) uitvoeren van een zekere zwaaiende societydans
16 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[2]