• selv·sten·dig
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud selvstendig selvstendigere selvstendigst
o enkelvoud selvstendig
meervoud selvstendige
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
selvstendige selvstendigere selvstendigste

selvstendig

  1. onafhankelijk, zelfstandig (in beslissingen)
  2. zelfstandig (beroepsmatig)
  3. autonoom, soeverein
  4. origineel
  • [1]: en selvstendig løsning av et problem
een onafhankelijke oplossing van een probleem
  • [2]: en selvstendig håndverker
een zelvstandige vakman
  • [3]: en selvstendig stat
een onafhankelijke staat