• sejl·skib
  • Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden sejl en skib
Naar frequentie 102641
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sejlskib     sejlskibet     sejlskib     sejlskibene  
genitief   sejlskibs     sejlskibets     sejlskibs     sejlskibenes  

sejlskib, o

  1. (scheepvaart) zeilschip, zeilvaartuig