• sej·ler·sko
  • Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden sejler en sko
Naar frequentie 163833
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sejlersko     sejlerskoen     sejlersko     sejlerskoene  
genitief   sejlerskos     sejlskoens     sejlskos     sejlskoenes  

sejlersko, g

  1. (kleding) bootschoen

sejlersko, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van sejlsko