seizoenzege
- Geluid: seizoenzege (hulp, bestand)
- sei·zoen·ze·ge
- samenstelling van seizoen zn en zege zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | seizoenzege | seizoenzeges |
verkleinwoord |
- (sport) een wedstrijd die men wint in een bepaald sportseizoen
- ▸ Bij de vrouwen boekte Sandra 't Hart haar eerste seizoenzege. Carla Zielman werd in Biddinghuizen na 50 kilometer tweede voor Mariska Huisman en verstevigde de leidende positie in het klassement.[1]
- ▸ Meeusen boekte zijn derde seizoenzege en zijn eerste in een WB-race. "Ik had niet gedacht dat ik nu al een WB-zege zou boeken", aldus Meeusen. Zijn landgenoot Niels Albert werd vijfde, maar behoudt de leiding.[2]
- Het woord seizoenzege staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “De Vries, 't Hart winnen marathon” (Woensdag 15 december 2010, 18:51), NOS
- ↑ Weblink bron “Primeur Meeusen, Vos tweede” (Zondag 19 december 2010, 17:28), NOS