Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sei·zoens·griep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord seizoensgriep seizoensgriepen
verkleinwoord seizoensgriepje seizoensgriepjes

Zelfstandig naamwoord

de seizoensgriepv / m

  1. jaarlijks (in de winter) terugkerende epidemie met het influenzavirus
     Het onderzoek in het Erasmus MC heeft vanaf het begin onder strenge controle gestaan van zowel instanties uit Nederland als uit de VS. Een team onderzoekers onder leiding van viroloog Ron Fouchier heeft het vogelgriepvirus genetisch zo aangepast dat het bij fretten net zo makkelijk overdraagbaar is via de lucht als seizoensgriep.[1]
     Ron Fouchier en zijn onderzoeksteam hebben het vogelgriepvirus genetisch zo aangepast dat het bij fretten even gemakkelijk overdraagbaar is via de lucht als seizoensgriep. Fretten en mensen reageren op dezelfde manier op griepvirussen. Daarom denken de onderzoekers dat het gemuteerde virus ook bij mensen via de lucht overdraagbaar is.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Robert Bas en Rinke van den Brink
    “Omstreden grieponderzoek goed beveiligd” (Vrijdag 25 november 2011, 06:11), NOS
  2.   Weblink bron
    Robert Bas en Rinke van den Brink
    “Virologen Erasmus willen grieponderzoek publiceren” (Vrijdag 25 november 2011, 15:05), NOS