seizoensbegin
- sei·zoens·be·gin
- samenstelling van seizoen zn en begin met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | seizoensbegin | - |
verkleinwoord | - | - |
het seizoensbegin o
- begin van het seizoen
- Het woord seizoensbegin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.