Nederlands

 
[2] [3] sculler
Uitspraak
Woordafbreking
  • scul·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sculler scullers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de scullerm

  1. (scheepvaart) roeiboot waarmee men de Theems overgezet kan worden
  2. (sport) eenpersoons sportroeiboot
  3. roeier

Gangbaarheid

12 % van de Nederlanders;
12 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen