• schu·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord schuring schuringen
verkleinwoord

de schuringv

  1. frictie, wrijving
    • Voor mij kan het systeem alleen veranderen van binnenuit richting echte inclusie. En daarin zie ik een taak voor mezelf. Over een aantal generaties, hoop ik, is de uitkomst een echte inclusieve samenleving. Wij zijn met z'n allen, wit en zwart, met alle schuring en strijd en liefde, in het toneel dat leven heet, onderweg naar die situatie. [3] 
    • Die improvisaties vertaalde Buckley in orkestarrangementen. Solo geeft een kruimelige baslijn of een scherpe kick de nodige schuring in zijn sets. Dat randje wordt nu dichtgesmeerd door de al te volle strijkers- en blazersarrangementen. [4] 
80 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[5]