schuddebuiken
- schud·de·bui·ken
- samenstelling van schudden ww en buiken ww
schuddebuiken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schuddebuiken |
schuddebuikte |
geschuddebuikt |
zwak -t | volledig |
- zo hard lachen dat het pijn doet in de buik
- De man die generaties heeft laten schuddebuiken van het lachen is opgetrokken uit bijna banale bescheidenheid. [1]
- Soms is er geen ontkomen aan. Dan zit de cultuuroorlogsstrateeg aan tafel bij Buitenhof in grote ernst te beweren dat 'genderneutrale stellen minder bevredigende seks hebben, daar is onderzoek naar gedaan' - het publiek in de studio zat te schuddebuiken. [2]
- Het woord schuddebuiken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.