Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·ken

Zelfstandig naamwoord

buiken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord buik

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be