Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schud·de·bol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schuddebol schuddebollen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de schuddebolm

Werkwoord

vervoeging van
schuddebollen

schuddebol

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuddebollen
    • Ik schuddebol. 
  2. gebiedende wijs van schuddebollen
    • Schuddebol! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuddebollen
    • Schuddebol je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen