schubachtig
- Geluid: schubachtig (hulp, bestand)
- schub·ach·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schubachtig | schubachtiger | schubachtigst |
verbogen | schubachtige | schubachtigere | schubachtigste |
partitief | schubachtigs | schubachtigers | - |
schubachtig
- een huid of lichaamsbedekking lijkend op schubben zoals een vis ook schubben heeft
- Het huis had een schubachtige leistenen bekleding
- 1 Samuël 17 vers 5 En hij had een koperen helm op zijn hoofd, en hij had een schubachtig pantsier aan; en het gewicht van het pantsier was vijf duizend sikkelen kopers.
- Het woord schubachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.