Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schrom·pe·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schrompelen
schrompelde
geschrompeld
zwak -d volledig

Werkwoord

schrompelen

  1. ergatief rimpelig worden door verlies aan inhoud
    • De ballon was helemaal geschrompeld van de extreme koude. 

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be