schrompelen
- Geluid: schrompelen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsxrɔmpələ(n) / (3 lettergrepen)
- schrom·pe·len
- van Middelnederlands schrompelen, op te vatten als frequentatief gevormd uit schrimpen ww of schrompen ww met het achtervoegsel -el [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schrompelen |
schrompelde |
geschrompeld |
zwak -d | volledig |
schrompelen
- ergatief rimpelig worden door verlies aan inhoud
- De ballon was helemaal geschrompeld van de extreme koude.
- ▸ Wel, dat is dan ook het enige wat er op zit, zei hij: krimpen, schrompelen, krimpen & schrompelen.[3]
- Het woord schrompelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schrompelen" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ schrompelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “De gouden tweehoek.” (2011), Wereldbibliotheek, Amsterdam, p. 268
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be