schrok op
- schrok op
vervoeging van |
---|
opschrikken |
schrok op
- enkelvoud verleden tijd van opschrikken
- Ik schrok op.
- Jij schrok op.
- Hij, zij, het schrok op.
- Ik schrok op.
vervoeging van |
---|
opschrokken |
schrok (…) op
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opschrokken
- Ik schrok op.
- gebiedende wijs van opschrokken
- Schrok op!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opschrokken
- Schrok je op?
- Het woord schrok op staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.