Nederlands

 
schroefbank
Uitspraak
Woordafbreking
  • schroef·bank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schroefbank schroefbanken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

schroefbank v/m [1]

  1. gereedschap dat men vastmaakt aan de rand van een werktafel, waarmee men een werkstuk kan vastklemmen
    • Zo bouwde Dessislava Karoushkova een werkplaats met zaagmachines en schroefbanken om tot een prachtige audiovisuele installatie, waarin de traditionele werktuigen een nieuwe functie als decorstukken op een filmset kregen. [2] 
    • De schilder is er dan niet in geslaagd om het hoofd op een overtuigende wijze, schuin van voren gezien, neer te zetten. Of het nu man of vrouw is, het is alsof het hoofd is afgeplat: kort maar doeltreffend in een schroefbank gezet, waarna de oorspronkelijke bolvorm in de richting van een scheve kubus is verwrongen. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen