• schrab
enkelvoud meervoud
naamwoord schrab schrabben
verkleinwoord schrabbetje schrabjes

de schrabv / m

  1. streepvormige beschadiging gemaakt met een scherp voorwerp
vervoeging van
schrabben

schrab

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schrabben
    • Ik schrab. 
  2. gebiedende wijs van schrabben
    • Schrab! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schrabben
    • Schrab je? 
29 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[3]