schoonkind
- Geluid: schoonkind (hulp, bestand)
- schoon·kind
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoonkind | schoonkinderen, schoonkinders |
verkleinwoord | schoonkindje | schoonkindjes |
het schoonkind o
- (familie) de zoon of dochter van iemands huwelijkspartner
- Het woord 'schoonkind' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.