• schoon·hou·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schoonhouden
hield schoon
schoongehouden
klasse 7 volledig

schoonhouden

  1. zorgen dat iets niet vies wordt en zorgen dat iets wat vies is weer schoon wordt
    • Zij hielden hun nieuwe auto heel 'schoon. 
    • Het schoonmaak bederijf hield het ziekenhuis schoon.