Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • school·di·rec·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schooldirecteur schooldirecteurs
schooldirecteuren
verkleinwoord schooldirecteurtje schooldirecteurtjes

Zelfstandig naamwoord

de schooldirecteurm

  1. (onderwijs) (beroep) leidinggevende van een school; bestuurder van een school
     "Ik werk in de zorg en dat is nu extra zwaar. Als ik dan thuiskwam moest ik ook nog aan de slag als juffrouw. Ik ging er aan onderdoor. En mijn kind ook." Gelukkig had de schooldirecteur alle begrip voor hun situatie en gaat Kelly nu op de dagen dat Priscillia werkt naar school. "Al na de eerste dag zag ik weer een vrolijk kind."[1]
     Hoewel de schooldirecteur de aantijgingen ontkent, laat een woordvoerder van de inspectie weten dat inspecteurs vorig jaar al vermoedden dat ze werden afgeluisterd. "Die vermoedens waren toen niet concreet genoeg om actie te ondernemen", zegt een woordvoerder. "Recentelijk hebben we concretere signalen gehad dat we zijn afgeluisterd. Die worden nu onderzocht."[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Yvonne Roerdink
    “Geen laptop of minder hulp: ongelijkheid groeit door thuisonderwijs” (Donderdag 30 april 2020, 06:58), NOS
  2.   Weblink bron “Onderwijsinspectie onderzoekt mogelijke afluisterpraktijken Haga Lyceum” (Vrijdag 22 mei 2020, 01:14), NOS