• schnit·zel·pa·niek
enkelvoud meervoud
naamwoord schnitzelpaniek
verkleinwoord

de schnitzelpaniekv

  1. paniek onder Oostenrijkse ongevaccineerden toen er voor hun stengere lockdownmaatregelen werden afgekondigd en ze zich alsnog lieten vaccineren
     Het wordt schnitzelpaniek genoemd: de Oostenrijker vindt zijn wienerschnitzel toch net iets belangrijker dan zijn weerzin tegen het vaccin. In het hele land stonden urenlange rijen voor de vaccinatiecentra, nu de 2G-regel geldt. Die houdt in dat je voor de meeste openbare gelegenheden een bewijs van vaccinatie of genezing moet kunnen laten zien.[1]
  1.   Weblink bron “Schnitzelpaniek: In Oostenrijk wil iedereen nu toch een prik” (11 NOVEMBER, 2021 // 11:40), Welingelichte kringen