• schel·knop
enkelvoud meervoud
naamwoord schelknop schelknoppen
verkleinwoord schelknopje schelknopjes

de schelknopm [1]

  1. knop waarmee men een bel kan later rinkelen
     Vlak daar naast woonden keurige menschen die ook een koopren schelknop hadden en Heuvelingh heetten.[2]