schelknop
- schel·knop
- samenstelling van schellen ww en knop zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schelknop | schelknoppen |
verkleinwoord | schelknopje | schelknopjes |
- knop waarmee men een bel kan later rinkelen
- ▸ Vlak daar naast woonden keurige menschen die ook een koopren schelknop hadden en Heuvelingh heetten.[2]
- Het woord 'schelknop' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294