Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheid·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afscheiden

scheidden (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afscheiden
    • Wij scheidden af. 
    • Jullie scheidden af. 
    • Zij scheidden af. 

Gangbaarheid