• schei
enkelvoud meervoud
naamwoord schei scheien
verkleinwoord scheitje scheitjes

de scheiv / m

  1. (molenaarsambacht) een soort van buffer die de verticale beweging van de slagbeitel in een oliemolen opvangt

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

vervoeging van
scheiden

schei

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheiden
    • Ik schei. 
  2. gebiedende wijs van scheiden
    • Schei! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scheiden
    • Schei je? 
59 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be