scheen uit
- Geluid: scheen uit (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsxen ˈœyt / (2 lettergrepen)
- scheen uit
vervoeging van |
---|
uitschijnen |
scheen (...) uit
- enkelvoud verleden tijd van uitschijnen
- Ik scheen uit.
- Jij scheen uit.
- Hij, zij, het scheen uit.
- Ik scheen uit.
- Het woord scheen uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.