Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schan·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen schandelijk schandelijker schandelijkst
verbogen schandelijke schandelijkere schandelijkste
partitief schandelijks schandelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

schandelijk

  1. een schande vertegenwoordigend
    • Die politieke voorstellen zijn een schandelijke aanslag op de democratie zelve. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be