schadegeval
- Geluid: schadegeval (hulp, bestand)
- scha·de·ge·val
- samenstelling van schade en geval
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schadegeval | schadegevallen |
verkleinwoord | schadegevalletje | schadegevalletjes |
het schadegeval o
- een gebeurtenis waarbij schade ontstaat
- Er geldt een eigen risico bij ieder schadegeval.
- Het woord schadegeval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.