• sca·to·lo·gie
enkelvoud meervoud
naamwoord scatologie
verkleinwoord

de scatologiev

  1. de studie van de ontlasting
  2. (eufemisme) ruwe opmerkingen en geschriften, en grappen over "plas en poep."
     Wij leren onze kinderen al honderdduizenden jaren discreet om te gaan met zaken het achterwerk betreffende. Dat is ook precies de oorzaak dat er zoveel poep- en piesgrappen in omloop zijn en dat liefhebbers van scatologie een soort geheime sekte vormen.[1]
     In 2006 verscheen dan ook het boek Kakafonie. Komri's encyclopedie van de stront. In dit boek zijn de beste, mooiste en meest humoristische teksten samengebracht op het gebied van de scatalogie. Een verzameling van scatologische teksten, gedichten, lijsten, kwinkslagen en literair-wetenschappelijke verhandelingen uit alle tijden en alle talen. Komrij noemde het zelf: de idyllen van de achterpoort.[2]
36 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[3]
  1.   Weblink bron
    Geert Poorthuis
    “RTL4 van onderbuik naar anus” (05/02/2013), HP de Tijd
  2.   Weblink bron “Komrij's passie voor stront” (27-11-2012), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be