sauteren
- sau·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘snel bruin bakken’ voor het eerst aangetroffen in 1866 [1]
- uit het Frans met het achtervoegsel -eren
sauteren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sauteren |
sauteerde |
gesauteerd |
zwak -d | volledig |
- (kookkunst) bakken met boter of olie zonder bruin te laten worden in een pan zonder deksel op een wat hoger vuur lijkt veel op roerbakken
- Het woord sauteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sauteren" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sauteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be