beeld van een sauriër
  • sau·ri·er
  • In de betekenis van ‘voorhistorische hagedis’ voor het eerst aangetroffen in 1859 [1]
  • uit het Grieks [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord sauriër sauriërs
verkleinwoord

de sauriërm

  1. een zeer ruime groep van (voorhistorische) dieren waaronder vogels en bijna alle reptielen
    • Wetenschappers hebben in China een sauriër met vier vleugels uitgegraven. Het fossiel is een belangrijke link in de evolutie van dinosauriërs naar vogels. Dat deelde Xing Xu van de universiteit van Shenyang in het vakblad Nature mee. [3] 
    • In Winterswijk is een schedel gevonden van een nog niet eerder gevonden sauriër. Amateur-paleontoloog Remco Bleeker ontdekte het fossiel in een steengroeve. Het blijkt te gaan om een Lariosaurus. [4] 
70 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[5]