• sap·per·loot
  • In de betekenis van ‘tussenwerpsel: bastaardvloek’ voor het eerst aangetroffen in 1793. Afgezwakte vorm van sakkerloot [1] [2]

sapperloot

  1. (krachtterm) kreet van verbazing of ergernis
    • Sapperloot, hoe heeft dit kunnen gebeuren? 
76 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]