Sand.
Zand.
vervoeging
onbepaalde wijs to  sand 
he/she/it  sands 
verleden tijd  sanded 
voltooid
deelwoord
 sanded 
onvoltooid
deelwoord
 sanding 
gebiedende wijs  sand 

sand

  1. overgankelijk zanden
  2. overgankelijk met zand versnijden
  3. overgankelijk schuren


Naar frequentie 2491
enkelvoud meervoud
sand sands

sand

  1. zand
  • to bury one's head in the sand
hun kop in het zand steken


  • sand
  • Afkomstig van het Oudnoorse naamwoord sandr
Naar frequentie 3620
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sand     sanden     sander     sandene  
genitief   sands     sandens     sanders     sandenes  

sand m

  1. zand
  • noe løper ut i sanden
met een sisser aflopen
  • stikke hodet i sanden
de kop in het zand steken


  • sand
  • Afkomstig van het Oudnoorse naamwoord sandr
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sand     sanden     sander     sandene  

sand m

  1. zand


  • sand
sands enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     sand     sanden     -     -  
  genitief     sands     sandens     -     -  

sand, g

  1. zand