samenscholingsverbod

  • sa·men·scho·lings·ver·bod
enkelvoud meervoud
naamwoord samenscholingsverbod samenscholingsverboden
verkleinwoord - -

het samenscholingsverbodo

  1. verbod om samen te scholen
    • Op verschillende plekken in kantoorgebouwen van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid mogen ambtenaren niet meer in grote groepen bij elkaar komen. Vanwege onveilige vloerconstructies geldt er een samenscholingsverbod [1]