samenhokken
- Geluid: samenhokken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsamə(n)ˌhɔkə(n) / (4 lettergrepen)
- sa·men·hok·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
samenhokken |
hokte samen |
samengehokt |
zwak -t | volledig |
samenhokken
- inergatief dicht op elkaar wonen
- inergatief (informeel) ongetrouwd samenwonen
- Het woord samenhokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "samenhokken" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be