salvar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
salvar |
salvava |
salvado |
volledig |
salvar
- IPA: /salˈbaɾ/
- sal·var
salvar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
salvar |
salvaba |
salvado |
volledig |
- overgankelijk redden
- verlossen
- overwinnen
- afleggen (van afstand)
- (computer) opslaan (van gegevens)
- omzeilen
- [1] rescatar