Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·la·fist
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Arabische 'salaf' (سلف), (voorouders) met het achtervoegsel -ist
enkelvoud meervoud
naamwoord salafist salafisten
verkleinwoord salafistje salafistjes

Zelfstandig naamwoord

de salafistm

  1. (religie) (soennitische) aanhanger van het salafisme
    • De actiegroep 'hooligans tegen salafisten', een oplossing voor twee problemen? [1] 

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen