• sag·bruk
Naar frequentie 48469
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sagbruk     sagbruket     sagbruk     sagbruka
sagbrukene  
genitief   sagbruks     sagbrukets     sagbruks     sagbrukas
sagbrukenes  

sagbruk, o

  1. (bedrijf) houtzagerij, zagerij
    «Ingen mangel på tømmer ved distriktets sagbruk. Den økende avvirkning i skogen i vinter gjør blant annet at distriktets sagbruk ikke har problemer med råstoff.»
    Geen tekort aan hout in de zagerij van het district. De toenemende oogst in het bos deze winter betekent dat de zagerij van het district geen problemen heeft met grondstoffen.

sagbruk

  1. genitief onbepaald onzijdig meervoud van sagbruk


  • sag·bruk
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sagbruk     sagbruket     sagbruk     sagbruka  

sagbruk, o

  1. (bedrijf) houtzagerij, zagerij

sagbruk

  1. genitief onbepaald onzijdig meervoud van sagbruk