Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sab·be·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sabberen
sabberde
gesabberd
zwak -d volledig

Werkwoord

sabberen

  1. knoeien of kliederen
    • Laat hem maar even een sabberen. 
Schrijfwijzen

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be