Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sab·bats·rust
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sabbatsrust -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de sabbatsrustv / m

  1. de onvolprezen rust van de werkzaamheden tijdens de sabbatdag

Gangbaarheid