Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sab·bats·reis
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het sabbatsreiso

  1. maximale af te leggen afstand op sabbat
    • Op sabbat mag een Jood 2000 schreden doen, de afstand tussen de Olijfberg en Jeruzalem. 
Synoniemen

Gangbaarheid