rusky
rusky
- (demoniem) Russisch; met betrekking tot het land Rusland
- (demoniem) (op z'n) Russisch; met betrekking tot het volk de Russen
- (taal) (in het) Russisch; met betrekking tot de taal het Russisch
- IPA: /rʊskɪ/
- ru·s·ky
rusky
- (demoniem) Russisch; met betrekking tot het land Rusland
- (demoniem) (op z'n) Russisch; met betrekking tot het volk de Russen
- (taal) (in het) Russisch; met betrekking tot de taal het Russisch
- «Mluvíte rusky?»
- Spreekt u Russisch?
- «Rozumíte rusky?»
- Begrijpt u Russisch?
- «Mluvíte rusky?»
stellend | rusky |
---|---|
vergrotend | ruštěji |
overtreffend | nejruštěji |
- mluvit rusky – Russisch spreken
- učit se rusky – Russisch leren
- umět rusky – Russisch kunnen
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)