• Afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord ruský met het achtervoegsel -y

rusky

  1. (demoniem) Russisch; met betrekking tot het land Rusland
  2. (demoniem) (op z'n) Russisch; met betrekking tot het volk de Russen
  3. (taal) (in het) Russisch; met betrekking tot de taal het Russisch
  1. ruština v


  • ru·s·ky
  • Afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord ruský met het achtervoegsel -y

rusky

  1. (demoniem) Russisch; met betrekking tot het land Rusland
  2. (demoniem) (op z'n) Russisch; met betrekking tot het volk de Russen
  3. (taal) (in het) Russisch; met betrekking tot de taal het Russisch
    «Mluvíte rusky
    Spreekt u Russisch?
    «Rozumíte rusky
    Begrijpt u Russisch?
  1. po rusku
  2. ruština v
  • mluvit ruskyRussisch spreken
  • učit se ruskyRussisch leren
  • umět ruskyRussisch kunnen