rugzakreiziger
- rug·zak·rei·zi·ger
- samenstelling van rugzak en reiziger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rugzakreiziger | rugzakreizigers |
verkleinwoord | rugzakreizigertje | rugzakreizigertjes |
de rugzakreiziger m
- iemand die met alleen een rugzak rondreist
- De absurde wereld van de rugzakreiziger.
- Het woord 'rugzakreiziger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.