rugzakreiziger
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rug·zak·rei·zi·ger
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rugzak en reiziger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rugzakreiziger | rugzakreizigers |
verkleinwoord | rugzakreizigertje | rugzakreizigertjes |
Zelfstandig naamwoord
de rugzakreiziger m
- iemand die met alleen een rugzak rondreist
- De absurde wereld van de rugzakreiziger.
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'rugzakreiziger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.