rugzakker
- rug·zak·ker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rugzakker | rugzakkers |
verkleinwoord |
de rugzakker m
- toerist die reist met een rugzak
- ▸ Ons publiek bestaat nu vooral uit Nederlanders en Duitsers, maar voor de toekomst is dat niet goed, gezien de demografische ontwikkelingen. Het zou leuk zijn als we ook andere groepen aantrekken. Prima als dat rugzakkers zijn, die voor bos, duinen en strand komen. Ik verwacht dat het eiland dit aankan, de boot vaart één keer in het uur en op piekuren om het halve uur. Ook als mensen op de bonnefooi komen wordt het opgelost, maar we zijn streng op slapen in de duinen."[1]
- (onderwijs) (economie) leerling met een beperking die recht heeft op een persoonsgebonden budget van ondersteuning op een reguliere school
- Het woord rugzakker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “'Het eiland biedt rust, maar er is ook reuring'” (07-01-2009), Tubantia