rozengeur
- ro·zen·geur
- samenstelling van roos en geur met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rozengeur | rozengeuren |
verkleinwoord | rozengeurtje | rozengeurtjes |
de rozengeur m
- de reuk die een roos veroorzaakt
- Het goedkope parfum heeft een rozengeur.
- Hun huwelijk kent alleen maar gelukkige momenten, het is louter rozengeur en maneschijn.
- Het woord rozengeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rozengeur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be