rotzooien
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
rotzooien | |
gerotzooi |
- rot·zooi·en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rotzooien |
rotzooide |
gerotzooid |
zwak -d | volledig |
rotzooien
- inergatief (pejoratief) ergens een grote rommel van maken
- Sommige mensen komen hier alleen maar om te rotzooien.
- ▸ Boy ontkende vrijdag op de radio dat hij degene was die het ijsblokje had gegooid, maar gaf toe dat hij wel had lopen rotzooien.[2]
- inergatief (seksualiteit) (pejoratief) ongepast beoefenen van het liefdesspel
- ▸ Opnieuw zorgt een seksfilmpje van een politica in België voor commotie. Op de video is te zien hoe de Hoeilaartse bestuurster Els Uytterhoeven half ontkleed in het gemeentehuis staat te rotzooien met een man. Uytterhoeven is getrouwd en de man in het filmpje is niet haar echtgenote.[3]
- Het woord rotzooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rotzooien" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Lange Frans opnieuw in aanvaring met fan” (31 maart 2006) op nu.nl
- ↑ Weblink bron “Weer ophef om seksfilmpje Belgische politica” (8 augustus 2013) op nu.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be