• rot·klap
enkelvoud meervoud
naamwoord rotklap rotklappen
verkleinwoord - -

de rotklapm

  1. (informeel) hele krachtige slag
     ‘Ze moeten niet proberen hier het pad op te komen,’ zei Wolf. ‘Ik geef ze meteen een rotklap op hun grote rotkop.’ Hij zwaaide een zware tak (want hij had altijd een of andere stok bij zich) door de lucht.[1]
  2. (informeel) hele harde botsing
     Het gaat om de grote drukte op de Waal, 70 schepen per uur is al te veel, hier komt nog eens een rotklap.[2]
  3. (informeel) luide knal
     Hij zet de verfbus op de schoorsteenmantel, drukt er de deksel stevig op... en laat ie me nou de hele schoorsteenmantel naar beneden drukken! En een rotklap dat ’t gaf![3]
  • [1] een rotklap geven
  • [2], [3] met een rotklap
  1.   Weblink bron
    Gerard Kornelis van het Reve
    Oompje beer en zijn vriendjes in: Tirade., 118 jrg. 10 nr. 10 (oktober 1966), G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 589
  2.   Weblink bron Weekbladen van week tot week : Haagse Post HP in: Leeuwarder Courant  , jrg. (1 februari 1973), Stichting Leeuwarder courant 1947, Leeuwarden, p. 9 kol. 3
  3.   Weblink bron De grote vier in: De bouwer, jrg. 38 nr. 17 (20 augustus 1959), Algemeenen Nederlandschen Bouwarbeidersbond, Amsterdam, p. 8 (9 7) kol. 10 (5)