roofing
- roo·fing
- uit het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roofing | roofings |
verkleinwoord |
- materiaal dat het dak waterdicht maakt
- De Vlutters Groep Oldenzaal is in zijn geheel overgegaan in Ierse handen. Directeur-eigenaar Hans Vlutters (44) heeft daarover overeenstemming bereikt met CRH Roofing Materials, dochter van CRH Plc. dat de hoofdzetel in Ierland heeft. Vlutters Groep is een handelsonderneming die vooral actief is in de bouwsector. [2]
- ‘Hier wordt 50.000 ton schroot, 5000 ton roofing en maar liefst 160.000 ton gewapend betonpuin geruimd.’ De werken gaan nog tot eind 2018 duren want alle bestanddelen worden apart afgevoerd om nadien verwerkt te worden. [3]
- ‘De roofing en de platen zijn versleten. Hierdoor sijpelt er water door, waardoor het gewapend beton roest en het kapsel rond de balken loskomt en afbrokkelt’, zegt Lesaffre. [4]
- Het woord roofing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "roofing" herkend door:
31 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ roofing op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia 08-03-07, Vlutters in Ierse handen
- ↑ De Standaard 29/09/2017 Op Open Bedrijvendag kunt u de puinhopen bij Ford Genk bezoeken
- ↑ De Standaard 5 JULI 2017 Gaanderijen afgesloten voor publiek
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be